zondag 26 juni 2011

21 juni 2011: Alpe d'Huez

Tussen bocht 9 en 8 ontplof ik. Het gaat echt niet meer. Rechts voor me is een klein stukje schaduw onder de rotswand. Daar MOET ik stoppen. Als ik naast m’n fiets sta, zwabberen m’n benen heen en weer als een tafelkleed dat wordt uitgeklopt. Ik kan gelukkig zitten op een soort van stoeprand. Mijn hoofd doet een douchekop na. Aan alle kanten klettert het water omlaag. Mijn hart slaat zo hard dat ik het kan horen. Tering.

Eigenlijk was ik al dagen zenuwachtig voor deze stomme berg. De Col de Limouches en de Col de Tourniol op zondag bevestigden wat ik al dacht: 1) ik ben de langzaamste en 2) dit gaat niet vanzelf. Maandag op de Col de Rousset – 20 kilometer gestaag omhoog – was dat niet anders. Hoe ga ik die Alpe d’Huez een beetje goed op rijden?

Eten werd functioneel proppen want ja, je zal toch zonder energie komen te staan. Maar met dichtgeknepen strot eet het niet echt lekker. Stress.

De weersvoorspelling voor de beklimming was prima. Beneden in het dal zo’n 20 graden, weinig wind. Dan moet het boven frisser en dus lekkerder zijn. Daar kan het dus niet aan gaan liggen. IK moet het doen.

De autorit naar startplaats Bourg d’Oisans is prachtig. Maar als we dichterbij komen, zie ik steeds beter hoe ongelooflijk hoog en steil die bergen zijn. Zelfs als ik naar voren buig en door mijn raam omhoog kijk, kan ik de toppen niet zien. Het zweet staat ondertussen in mijn handen. Zachtjes prop ik nog maar eens wat kruidkoek in miniscule hapjes naar binnen. Als je dat langzaam vermaalt tot een soort van babypoep en opvolgt met sportdrank dan glijdt het wel naar binnen. Stress.

Nogal onder de indruk fietsen we een stukje in langs de voet van de berg. Dan keren we om en rijden naar het  begin van de klim. Daar gaat de teller op nul en wensen we elkaar succes. Ik rij als eerste weg onder het mom van ‘gun me dit even’. Ik leid de klim!

Alpe d’Huez gaat gelijk steil omhoog, net als mijn hartslag. En het is gvd ook nog veel warmer dan voorspeld. Net voorbij de eerste bocht komen de eerste twee al langs me gefietst. Een paar bochten later komen er weer twee voorbij. Daar had ik me natuurlijk op ingesteld. Het is vooral het feit dat zij een stuk makkelijker omhoog fietsen dat niet echt motiverend werkt. Dit ga ik niet redden…

In bocht 18 knakt er iets net nadat de laatste van onze ploeg voorbij komt. Ik stop en sta stil. En daarmee is het dus al in bocht 18 mislukt. Het doel was Alpe d’Huez in een keer op te rijden. Zonder te stoppen. En ik kom niet verder dan bocht 18. Loser. Het was al zwaar, maar met deze mentale dreun wordt die klim twee keer zo lang en drie keer zo onmogelijk.

Ik beloof mezelf dat ik in bocht 12 weer mag stoppen. En dan nog een keer in bocht 6. En dan pas weer bij de finish. Dan maar zo. Tyfus. Ik kan wel janken.

Dat plan van bocht 12 lukt, maar ik vind er

H-E-L-E-M-A-A-L  N-I-K-S  A-A-N.

Welke idioot heeft dit bedacht? En die Mont Ventoux op donderdag ga ik dus echt niet doen.

Het zijn de klappen van de warmte, de traagheid, het stijgingspercentage en vooral ook mijn eigen denkwerk die me dan uiteindelijk tussenbocht 9 en 8 serieus op mijn knieën brengen. Nu is het niet langer even een minuutje uithijgen en weer door, maar afstappen, zitten, je hoofd vasthouden, uithijgen, eten, drinken, godver-en. De fietsers die ik net nog heb ingehaald (dat dan weer wel) komen mij nu weer voorbij. Ik moet er uitzien als een kat die vanuit een brandend pand in de sloot is gesprongen en daar nog maar net uit kon kruipen voordat hij verzoop. Dampend van de hitte, drijfnat van het water, tong hijgend uit de bek en grote ogen van ongeloof.

Gedurende 2,4 seconden denk ik aan omkeren en naar beneden rijden. Gelukkig besluit ik dat niet te doen. Wel stuur ik de ploegleider een sms ‘Sta compleet geparkeerd. Maak er een toertocht van. Zie maar wat jullie doen.’.

Na een minuut of wat stap ik weer op en ga ik – nu nog langzamer – weer omhoog. Op allerlei manier zoek ik naar iets van ritme en cadans zonder dat mijn hartslag er met mij vandoor gaat. Het wordt een soort van bewegend bidden waarbij ik mijn hele lichaam gebruik om eerst links een pedaal omlaag te duwen en daar weer rechts. Mijn zitvlak vind dat geen goed idee, maar het werkt wel.

Ik sta nog een keer stil bij een stuk dat er uitziet als vals plat maar voelt als 10%, maar langzaam maar zeker komen de huizen dichterbij en herstel ik weer een beetje. In het dorp kan ik zelfs aanzetten en op de pedalen gaan staan. Maar waar is die fokking finish nou?

De anderen zie ik niet en bij gebrek daaraan blijf ik maar omhoog rijden. Dat is niet goed en dat had ik kunnen weten. Daarvoor heb ik genoeg voor de TV gehangen. Ik had op de rotonde naar rechts en omlaag gemoeten, met die mooie haakse bocht voor de finish. Maar zo fris ben ik nu niet meer.

Uiteindelijk kom ik uit aan het begin van de Alpenweide waar nog steeds niemand te bekennen is. Dan maar bellen en een stukje omlaag rijden (!). Daar zijn ze, lekker poserend voor een soort van finishdoek, mij nauwelijks begroetend. Wat een anti-climax.

Later blijkt dat mijn sms verkeerd is geïnterpreteerd. Ze dachten dat ik was omgedraaid en met de auto omhoog was gereden. Stel je dan even hun gedachten voor als ik daar alsnog op de fiets aankom. “Die heeft-ie dus boven uit de auto gepakt. De sukkel.”

Voor de statistiek: 1.31 echte rijtijd. 1.40 totale rit. En dan finishen op de verkeerde plek. Daar kun je dus helemaal niks mee.

Wat een kloteberg.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten