donderdag 30 juni 2011

23 juni 2011: Mont Ventoux

Een dramatische beklimming van de Alpe d’Huez motiveert niet om de Mont Ventoux te willen beklimmen. En als je dan de dag na die Alpe en voor die Mont rustig gaat uitrijden maar gelost wordt op vals plat omhoog met wind tegen, dan gaat er wat knagen. Laten we zeggen dat er dan zoiets als een Grizzly beer van twijfel zich tegoed doet aan een muisje zelfvertrouwen. Oneerlijke strijd.

In die gemoedstoestand reed ik na dat vals plat Barbieres binnen, op weg naar de camping. Dat betekent dan ook nog een paar kilometer met een procent of 4 klimmen. Alsof het nog niet genoeg was. Met een soort van krijg-toch-allemaal-de-kolere gevoel reed ik dan maar omhoog. Wat maakt het ook allemaal uit…

En op een of andere manier ging dat omhoog rijden opeens. Niet zeiken, maar duwen. En als je dan toch duwt, schakel dan ook nog even op, ga staan en dender de camping op. Een gekke gewaarwording die denk ik een beetje het zaadje was voor een zogeheten ‘mindshift’.

Gedurende de avond – met maar een paar wijntjes op – de toch weer korte nacht en een lange rit richting het zuiden ontstond er langzaamaan een aanvalsplan dat bovenop de angst gaat zitten.

De berg controleert mij niet. Ik controleer de berg.

Ik ga boven komen. Ik ga goed boven komen. Ik ga rust pakken voordat ik kapot ga. Zodat ik daarna heel blijf en door kan. Boven komen is het belangrijkst. Genieten nog belangrijker. Have fun.

Dat gevoel van ik kan/wil niet eten verdween. Dat stresserige suizen in het lijf voelde ik niet meer. En het zweet in de handen was er ook al niet. Nou ja, een klein beetje maar toen we op de snelweg die hele grote berg links van ons zagen opdoemen.

In Bedoin aangekomen – waar Aartsengel Aart (what’s in a name?) ons ging begeleiden – bleef de rust aanwezig. En na de start was het een kwestie van rustig pedaleren.

Het weer zat mee: bewolkt, niet te warm, een zuchtje wind. En dan de Aartsengel die al duimen opstekend ons coachte van bocht naar bult naar berg.

En net als in de klim naar Alpe d’Huez reed ik op kop. Niet omdat ik dat nou zo graag wilde, maar omdat ik de berg ging controleren en de berg niet mij. Dit was mijn tempo, dit voelde goed. Have fun. Overigens moet gezegd dat de eerste 6 kilometer zeer goed te doen zijn en de rest het rustig aan deed.

Maar toch, toen de Aartsengel zei ‘nu begint-ie’ lag ik een paar honderd meter voor op de rest en verdween ik in het bos. De top was niet langer zichtbaar. Het waren nu alleen meer slingerende wegen door een dennenbos. Stevig omhoog. Trappen dus.

En de rest komt nog niet, waar ik ze allang verwacht had. Maakt niet uit. Trappen. “Agressief” zei ik tegen mezelf. Meter voor meter. Bocht na bocht. Met dan weer die Aartsengel die aangaf waar de ideale lijn lag zodat even de spanning van de poten ging. Als het dan weer pittig werd, was het “Herstel”.

“Agressief”      

“Herstel”

De cadans was goed. Niet alleen in de benen, maar vooral ook in het hoofd. Ik kon zelfs lachen. En op een bepaald moment praatte ik met mijn moeder (die in de hemel zijt, en samen met St. Jean de koers volgde). “Ha Ma!” lachte ik. “Alles goed? Help me naar boven! Ik kom naar je toe!”

Ik weet, dat laatste zinnetje kun je op deze berg ook op z’n Tommy Simpsons interpreteren, maar dat was niet wat ik bedoelde. Ze was er gewoon bij en dat voelde goed. Ik had een extra reden om naar boven te rijden en te laten zien wat ik kon. Zoiets. Waar een mens z’n energie al niet vandaan haalt…

Ondertussen was het wel gewoon zwaar en rete-steil. Na zo’n 4 kilometer in het bos (dus 10 kilometer onderweg) kwamen Dick en Tjalling voorbij, zoals verwacht maar toch later dan verwacht. En de rest zag ik nog steeds niet. Zou ik na die eerdere ‘jour sans’ nu dan zomaar een ‘jour avec’ hebben? Goede benen?

“Agressief”      

“Herstel”

De Aartsengel: “De volgende 2 kilometer zijn zwaar, daarna wordt het beter”.

“Agressief”      

“Agressief”      

“Herstel”

En opeens was ik het bos uit. Geen bomen meer. Boven me zag ik de top met daarop het weerstation opeens zoveel dichterbij dan voor ik het bos in ging. Wat een meevaller! Ik rij nog steeds, heb geen behoefte aan stoppen. En de rest is er nog steeds niet.

Prompt gaat de zon schijnen en wordt het een stuk warmer. Maar dat wil ik niet! “Ma, help nog even” vroeg ik. De wolken schoven weer voor de zon…

Voor me zie ik Chalet Reynard opdoemen en achter me zie ik de andere drie naderen. Pas op kilometer 15 zie ik ze dus weer terug. Trappen.

“Agressief”      

De duimen van de Aarstengel gaan weer omhoog en ik er achteraan. Niet stoppen, doorrijden zonder rondjes over de parkeerplaats van het Chalet. De komende kilometers moeten goed te doen zijn en dat is ook zo. We rijden nu echt op de kale berg maar het gaat nog steeds veel beter dan ik ooit had verwacht.

Achter me zie ik de rest komen, maar ze zijn niet meer samen. Schijnbaar is het toch niet zo makkelijk. Trappen.

“Agressief”      

“Herstel”

“Ik kom eraan!”

Opeens is het nog maar drie kilometer. Al 18 gedaan. En ze zijn er nog niet. Het zal toch niet waar zijn dat ik ze voor blijf? Dat kan toch helemaal niet?

En dat is ook niet zo. Op kilometer 19 of zo hoor ik Paul “Allez, allez” roepen. Hij rijdt zo’n dertig meter achter me, net voor de bocht, pakt de ideale lijn, schakelt op, versnelt en schiet me voorbij tot zo’n 30 meter voor me, waar hij net na de bocht terug gaat op de koffiemolen. D’r op en d’r over heet dat.

Heel even overweeg ik aan te zetten om er bij te komen, maar dat lijkt me geen goed plan. Zo makkelijk is het niet wist ik net nog.

Trappen.

“A-g-r-…-e-…-s-…-s-…-i-…-e-…-f…”      

Achter me zie ik Moniek komen en John gaan. Die valt steeds verder weg. Op 800 meter (!) komt Moniek me voorbij. Rood aangelopen en half huilend roept ze “Dit kan toch helemaal niet!”. En ik roep “Maar we doen het wel!”. Een heftig momentje wat me even energie kost. Opeens gaat het helemaal niet meer en denk ik een milliseconde zelfs dat ik alsnog moet stoppen.

Maar dat gaan we niet doen natuurlijk.

“Herstel”

De Aartsengel roept dat het nog maar 700 meter is. En dan dat het nog maar 500 meter is. Die dan wel even de zwaarste van de hele berg zijn. Maar ik tel af. 450. 400. 350.

In mijn hoofd en benen zoek ik naar de laatste versnelling. Kan ik nog even opschakelen en op de pedalen naar de finish ‘stormen’? Op zich een leuke gedachte, maar het idee dat ik er bijna ben, zonder ook maar een moment te stoppen, grijpt me bij m’n strot. Dat gevoel ken ik van het finishen in marathons en dat is niet bevorderlijk voor je rijden. Dus ik focus. Trappen. Ik controleer de berg.

Dan de laatste bocht naar rechts. Ik zie de finish. Niet-te-geloven!

Met een soort van hijgend, huilend ademen rij ik over de finish waar ook Moniek net overheen is gekomen. De anderen halen me binnen en roepen en klappen. Grienend rij ik door naar een stenen muurtje waar ik van m’n fiets afstap.

Wat een onwaarschijnlijk en vooral onverwacht gevoel. Euforie. Janken.

Een paar minuten later komt John over de finish gekreund met de tranen over z’n wangen van de pijn in z’n rug. Maar dan zijn we er dus allemaal. En ook allemaal – inclusief ik – in een keer boven.

Ik begrijp er niks van. Ik begrijp er alles van.


Voor de statistiek: 2.07. Dick en Tjalling rijden zo’n 1.55. De rest komt binnen 6 minuten van elkaar binnen. Aartsengel Aart geeft z’n complimenten.

zondag 26 juni 2011

21 juni 2011: Alpe d'Huez

Tussen bocht 9 en 8 ontplof ik. Het gaat echt niet meer. Rechts voor me is een klein stukje schaduw onder de rotswand. Daar MOET ik stoppen. Als ik naast m’n fiets sta, zwabberen m’n benen heen en weer als een tafelkleed dat wordt uitgeklopt. Ik kan gelukkig zitten op een soort van stoeprand. Mijn hoofd doet een douchekop na. Aan alle kanten klettert het water omlaag. Mijn hart slaat zo hard dat ik het kan horen. Tering.

Eigenlijk was ik al dagen zenuwachtig voor deze stomme berg. De Col de Limouches en de Col de Tourniol op zondag bevestigden wat ik al dacht: 1) ik ben de langzaamste en 2) dit gaat niet vanzelf. Maandag op de Col de Rousset – 20 kilometer gestaag omhoog – was dat niet anders. Hoe ga ik die Alpe d’Huez een beetje goed op rijden?

Eten werd functioneel proppen want ja, je zal toch zonder energie komen te staan. Maar met dichtgeknepen strot eet het niet echt lekker. Stress.

De weersvoorspelling voor de beklimming was prima. Beneden in het dal zo’n 20 graden, weinig wind. Dan moet het boven frisser en dus lekkerder zijn. Daar kan het dus niet aan gaan liggen. IK moet het doen.

De autorit naar startplaats Bourg d’Oisans is prachtig. Maar als we dichterbij komen, zie ik steeds beter hoe ongelooflijk hoog en steil die bergen zijn. Zelfs als ik naar voren buig en door mijn raam omhoog kijk, kan ik de toppen niet zien. Het zweet staat ondertussen in mijn handen. Zachtjes prop ik nog maar eens wat kruidkoek in miniscule hapjes naar binnen. Als je dat langzaam vermaalt tot een soort van babypoep en opvolgt met sportdrank dan glijdt het wel naar binnen. Stress.

Nogal onder de indruk fietsen we een stukje in langs de voet van de berg. Dan keren we om en rijden naar het  begin van de klim. Daar gaat de teller op nul en wensen we elkaar succes. Ik rij als eerste weg onder het mom van ‘gun me dit even’. Ik leid de klim!

Alpe d’Huez gaat gelijk steil omhoog, net als mijn hartslag. En het is gvd ook nog veel warmer dan voorspeld. Net voorbij de eerste bocht komen de eerste twee al langs me gefietst. Een paar bochten later komen er weer twee voorbij. Daar had ik me natuurlijk op ingesteld. Het is vooral het feit dat zij een stuk makkelijker omhoog fietsen dat niet echt motiverend werkt. Dit ga ik niet redden…

In bocht 18 knakt er iets net nadat de laatste van onze ploeg voorbij komt. Ik stop en sta stil. En daarmee is het dus al in bocht 18 mislukt. Het doel was Alpe d’Huez in een keer op te rijden. Zonder te stoppen. En ik kom niet verder dan bocht 18. Loser. Het was al zwaar, maar met deze mentale dreun wordt die klim twee keer zo lang en drie keer zo onmogelijk.

Ik beloof mezelf dat ik in bocht 12 weer mag stoppen. En dan nog een keer in bocht 6. En dan pas weer bij de finish. Dan maar zo. Tyfus. Ik kan wel janken.

Dat plan van bocht 12 lukt, maar ik vind er

H-E-L-E-M-A-A-L  N-I-K-S  A-A-N.

Welke idioot heeft dit bedacht? En die Mont Ventoux op donderdag ga ik dus echt niet doen.

Het zijn de klappen van de warmte, de traagheid, het stijgingspercentage en vooral ook mijn eigen denkwerk die me dan uiteindelijk tussenbocht 9 en 8 serieus op mijn knieën brengen. Nu is het niet langer even een minuutje uithijgen en weer door, maar afstappen, zitten, je hoofd vasthouden, uithijgen, eten, drinken, godver-en. De fietsers die ik net nog heb ingehaald (dat dan weer wel) komen mij nu weer voorbij. Ik moet er uitzien als een kat die vanuit een brandend pand in de sloot is gesprongen en daar nog maar net uit kon kruipen voordat hij verzoop. Dampend van de hitte, drijfnat van het water, tong hijgend uit de bek en grote ogen van ongeloof.

Gedurende 2,4 seconden denk ik aan omkeren en naar beneden rijden. Gelukkig besluit ik dat niet te doen. Wel stuur ik de ploegleider een sms ‘Sta compleet geparkeerd. Maak er een toertocht van. Zie maar wat jullie doen.’.

Na een minuut of wat stap ik weer op en ga ik – nu nog langzamer – weer omhoog. Op allerlei manier zoek ik naar iets van ritme en cadans zonder dat mijn hartslag er met mij vandoor gaat. Het wordt een soort van bewegend bidden waarbij ik mijn hele lichaam gebruik om eerst links een pedaal omlaag te duwen en daar weer rechts. Mijn zitvlak vind dat geen goed idee, maar het werkt wel.

Ik sta nog een keer stil bij een stuk dat er uitziet als vals plat maar voelt als 10%, maar langzaam maar zeker komen de huizen dichterbij en herstel ik weer een beetje. In het dorp kan ik zelfs aanzetten en op de pedalen gaan staan. Maar waar is die fokking finish nou?

De anderen zie ik niet en bij gebrek daaraan blijf ik maar omhoog rijden. Dat is niet goed en dat had ik kunnen weten. Daarvoor heb ik genoeg voor de TV gehangen. Ik had op de rotonde naar rechts en omlaag gemoeten, met die mooie haakse bocht voor de finish. Maar zo fris ben ik nu niet meer.

Uiteindelijk kom ik uit aan het begin van de Alpenweide waar nog steeds niemand te bekennen is. Dan maar bellen en een stukje omlaag rijden (!). Daar zijn ze, lekker poserend voor een soort van finishdoek, mij nauwelijks begroetend. Wat een anti-climax.

Later blijkt dat mijn sms verkeerd is geïnterpreteerd. Ze dachten dat ik was omgedraaid en met de auto omhoog was gereden. Stel je dan even hun gedachten voor als ik daar alsnog op de fiets aankom. “Die heeft-ie dus boven uit de auto gepakt. De sukkel.”

Voor de statistiek: 1.31 echte rijtijd. 1.40 totale rit. En dan finishen op de verkeerde plek. Daar kun je dus helemaal niks mee.

Wat een kloteberg.

vrijdag 17 juni 2011

De Buffel

St. Jean spreekt tot u:

Nu de Tour de Vie 2011 zijn start nadert verdient vanzelfsprekend ook deze renner nadere analyse. Gelijk moet gezegd worden dat zijn bijnaam de Buffel – wat dan weer de bijnaam van stoemper en explosieve sprinter Guido Bontempi was – voor het hooggebergte het ergste doet vermoeden.

De (klim)geit had beter geweest.

Ik acht het dan ook hoogstwaarschijnlijk dat deze renner in de klim hijgend en puffend achterin het peloton hangt, mocht hij dat al weten bij te houden. Tegelijkertijd echter, zal hij in de afzink zonder al te veel vrees de machtige dijen strekken, de gebonkte schouders naar voren brengen en met de kop laag bij de grond omlaag stormen. Een knappe geit die hem dan nog bijhoudt (tot het begin van de volgende klim althans).

Zonder al te lyrisch te worden, is het vooral het doorzettingsvermogen dat deze renner kenmerkt. Hij versaagt niet of nauwelijks en vormt daarmee een betrouwbare factor. Dat maakt hem tegelijkertijd ook wel weer voorspelbaar.

Je weet dat hij zal rijden. Je weet waar hij moet lossen, waar hij voorop rijdt en waarschijnlijk ook wel waar hij zijn demarrage zal plaatsen. Het maakt hem een beetje tot het behang van het peloton. Tegen zijn achtergrond kunnen anderen zich laten zien.

Ik denk dat hij beter kan en meer verdient. Het wordt tijd dat hij van die achtergrond naar de voorgrond komt en de kracht die zijn lichaam herbergt vrij laat. Go Buffel Go! Laat de koers ontploffen.

We zullen zien of dat deze Tour de Vie gebeurt of in die van 2012…


woensdag 15 juni 2011

Ik ga op reis en ik neem mee...

- Gezinsverpakking Veet
- 384 energybars
- Vaseline om vervelende puistjes en plekjes op verkeerde plekken te voorkomen
- 2 liter ‘angstzweet voor afdalingen’
- 1 fiets, 4 wielen, 12 binnenbanden
- Cursusboek hoogtevrees
- Trekzalf voor toch nog vervelende puistjes op verkeerde plekken
- Bumpersticker ‘Nee, ik wil de Galibier niet op’
- Zwembroek (Zal ik die tanga doen? Voor na de Veet?)
- EHBO kistje met veel betadine
- Woordenboek (non, je ne veut pas monter le Galibier)
- Zonnebrand
- Masseuse (blond)
- Scherp mesje voor vervelende puistjes op verkeerde plekken
- Kruidkoek
- 1 gewone broek, 2 hansopjes, 2 zweethemden, mouwstukken, beenstukken, regenhoezen, winterhoezen, 3 shirts korte mouw, 3 shirts lange mouw, windstopper, regenjasje, sokken, schoenen, extra blokjes voor m’n schoenen

Vergeet ik nog wat?

Heb er zin in.

vrijdag 10 juni 2011

1 keer is te weinig

Waarde renners,

Het kan toch niet zo zijn dat tijdens een evenement als Alpe d'Huzes doorsnee renners dit hellinkje tot wel 6 keer oprijden, waar wij, mannen met gestaalde spieren en doorzettingsvermogen (plus een ongetwijfeld tot op het bot afgetrainde jonge deerne) al zenuwachtig worden van 1 beklimming?

Kortom, 1 keer zou wel eens te weinig kunnen zijn om ons ego echt te kunnen strelen. Daar kun je nauwelijks mee thuis komen.

"1 keer? Ome Arie van 68 - ja, die met die bierbuik - reed 'm 4 keer op. Voor tante Sjaan... Waren jullie moe van het zwemmen of zo? Of zeker de drank van de avond daarvoor. En waarvoor moesten jullie dan al die zondagen op pad. Voor dat ene keertje?"

Rennersberaad dus. Change of plans. Minstens 2 keer. Misschien wel 3. En wie durft 4?

zaterdag 4 juni 2011

Steven Rooks Classic

De beelden van deze tocht komen alleen in flarden terug;

2 uur. Ik slaap nog steeds niet. 5 uur op. Als Kapelaan Odekerke op weg naar Limburg. Koude voeten. Een slecht begin dus.

Kruimige brownies en smeuige muffins met 140 km per uur. Overal fietsen op de weg. Overal.

Een parkeerplaats. Blote mannen. Vaseline tussen de benen. Komt dit wel goed?

Allemaal mensen in gekke pakjes. Hier en daar vrouwen. Ook al in gekke pakjes. In een lange rij. Met daaromheen oranje stinkende hokken. Poep.

Vertrek. Een stem die zegt: “iemand interesse in 160 kilometer?”.

Glooiende heuvels. Mooie vergezichten. Linten met fietser. Sodeju wat een slecht asfalt. SODEJU WAT EEN SLECHT ASFALT.

Kleine klimmetjes. Steile klimmetjes. Lange klimmetjes. Lange steile klimmetjes. Eentje rijdt telkens aan het begin weg, maar lijkt zich in het tweede stuk ook telkens tegen te komen. Die lange rijdt gewoon door en iedereen voorbij. Die sjachrijn zit lekker te fietsen. Gestaag omhoog. Ploeg doet gek. Voorop. Achterop. Wat wil je nou? Boven.

Een stem die zegt: “iemand interesse in 160 kilometer?”.

Ravitaillering bij een fabriek met honderden tegelijk. Moet opeens aan Radko Mladic denken. De koorts zet in.

Die stem weer: “iemand 160?”.

Weer op weg en gelijk steil omhoog. Dat asfalt. Idiote Belgen.

Hier links. We gaan beginnen. Pieieieieiep. En klimmen. Is dit ‘m al? We dalen als een idioot, dat is toch geen klimmen. SODEJU WAT EEN SLECHT ASFALT.

KNAL.

Overal mannen met lekke banden. John Boonen ook natuurlijk. Wat moet ik nou doen? Ja, verwisselen natuurlijk man. Nee, niet zo. Zo. Laat mij maar. Gvd. 3 binnenbanden verder pas weer verder. Gvd.

Hee, klimmetje is nog niet klaar. Oh, zo ziet 14% er uit. Mwoa. Blijft te doen.

Bijna terug. Ravitaillering. Nee John, ga nou niet op je fiets zitten op al die steentjes. Heee, John heeft een lekke band. Wat moet ik nou doen? Ja, verwisselen natuurlijk man. Nee, niet zo. Zo. Laat mij maar. Gvd. 2 binnenbanden verder pas weer verder. Gvd.


Nog ff omhoog. Damesbillen gezien.

Waarom gaat Tjalling nou op de grond liggen?

Haarspeldbochten. Kasseien in bocht. Heee, John heeft een gebroken spaak. Wat moet ik nou doen? Ja, vastmaken natuurlijk. Nee, niet zo. Zo. Laat mij maar. Gvd.

Maas. Wind tegen. Waaieren. Maas. Maastricht.

Finish. Bier. Geen patat. Naar huis. Voel me niet zo lekker. Koortsig.

Volgend jaar weer. 160.

Uit.

dinsdag 31 mei 2011

Il Lupo

St. Jean spreekt tot u:

Ik moet bekennen dat het analyseren van deze renner (beter bekend als T.B.)geen sinecure was. Normaal gesproken kan ik, zeker tegenwoordig vanaf mijn verheven positie die voor een beter overzicht zorgt (en wellicht ook door het gebrek aan alcohol hierboven), vrij direct en vrij scherp zien hoe een renner in het peloton steekt.

Maar bij deze renner ligt dat anders.

Dat lag niet aan mij, maar aan de renner zelf. Zo op het eerste gezicht is hij de aardigheid zelve. Voorkomend en uitermate beleefd: zelfs als hij een glaasje cola voor je inschenkt, is de kans groot dat hij even het etiket toont. Niet uit gewoonte, maar puur ter geruststelling van de gast. Verzorging van de ander is niet zomaar zijn beroep, het is zijn tweede natuur, zo lijkt.

Maar in hoeverre is die opoffering ter wille van de ander niet ook een façade? Hebben we het hier niet eigenlijk over de spreekwoordelijke wolf in schaapskleren?

Ik begrijp, dit kun je niet zomaar roepen, zelfs niet zo’n man als ik. Maar let eens op het (immer dalende) vetpercentage van deze renner. De gesoigneerde benen. De voorbereiding voor de koers (wie slaapt er met de kaart van Frankrijk onder zijn kussen?). Zijn schriftje waarin hij alle afgelegde kilometers tot op het detail bijhoudt . En als laatste: let de laatste tijd op zijn glimlach als hij moeiteloos het tempo volgt of zelfs aangeeft. Het zijn signalen van wat komen gaat.

Hij is er klaar voor. De dag(en) waarin hij de andere renners zal laten kraken. De koersen waarin hij als een nieuwe Bahamontes in adelaarsvlucht de toppen van de Alpe d’Huez en Mont Ventoux omcirkelt. Het beeld waarin hij zichzelf als eerste de streep ziet overschrijden, de vuist gebald, het gezicht schuin omhoog geheven, dat is wat hem drijft.

Niks ‘die ander’. ‘Ik’ is de energie van deze man. U bent gewaarschuwd.

zondag 29 mei 2011

Heel blijven

Als je ergens lang voor traint, vaak een duursport waarbij de uiteindelijke prestatie ook lang duurt, dan train je dus lang. En in zo’n lange periode liggen de gevaren om de hoek. Ergens gedurende dat proces, kan er immers van alles mis gaan.

Een valpartijtje, een spierscheurinkje, een wielbreukje, een rugpijntje, een hartoperatietje, een you-name-it-je, het zijn allemaal zo van die oorzaken die ervoor kunnen zorgen dat er uiteindelijk even niet gestart wordt. Daarbij schijnt er overigens een wetenschappelijk bewezen samenhang te zijn met het aantal grijze haren der deelnemers.

Met ons peloton is het, helaas, zo moet gezegd, niet anders.


‘Heel blijven’ is het motto van de duursporter, zeker naarmate het uur U nadert. Maar het is geen vanzelfsprekendheid. Je hebt immers niet alles in de hand. Jezelf en je materiaal, dat is nog aardig te controleren, maar de ander, die fietser van links, dat gat in de weg, het hortende en stotende hartklepje, die zie je niet zomaar aankomen.

Het is daarom niet gek dat ook wielrenners een beroep doen op de voorzienigheid. Meer specifiek kun je verzoeken om verschoond te blijven van onheil kwijt bij de Madonna del Ghisallo.


In 1632 verscheen Maria aan de Graaf van Ghisallo terwijl hij op de vlucht was voor struikrovers en ze werd daarom de patroonheilige van reizigers. In 1949 werd ze - op voordracht van een ongetwijfeld wielergekke priester -door Paus Pius XII uitgeroepen tot beschermheilige van de wielrenners.

Het kerkje dat ter ere van dit alles werd gebouwd - nu een bedevaartsoord voor wielrenners - staat langs de route van de Ronde van Lombardije in Italië. Dat is niet helemaal in de richting, maar voor hen die het nodig hebben…

woensdag 25 mei 2011

Stiekem



De spanning stijgt. Depart in minder dan 4 weken. Ons uitgebreide netwerk van cyclo-observatoren (in de volksmond wielren-NSB-ers) heeft een duidelijk verhoogde frequentie van fietsbewegingen waargenomen. En dat zonder dat ze gemeld zijn op TeamSnap.

Zo schijnt rijder P. de J. al in de vroege ochtend de Spottershill op te rijden. En is naar wij vermoeden klimmer T.B. - met uren er tussen - tweemaal waargenomen in de omgeving van Heemstede (en route van/naar het Kopje van Bloemendaal?). J.R. offert zijn vrije woensdagen op voor trainingsritten van ‘effe een paar uur’. En vooruit, B. van H. heeft gefietst op maandag. Maar dat was meer uitrijden.

De spiertonus wordt zo opgevoerd. En behalve stiekeme kilometers is er ook ongetwijfeld stiekeme hoop op nog wat gewichtsverlies (zag ik daar iemand niet drinken op het feest van zijn schoonvader?).

Waar zal het toe leiden? Wellicht tot een bloedige strijd op de flanken van de Ventoux met een mooi slotakkoord naast het monument voor Tommie Simpson…

Maakt die extra arbeid eigenlijk allemaal nog wel wat uit en kan er niet beter voor rust worden gekozen? De Tour win je in bed! 

maandag 23 mei 2011

Hrd, hrdr, hrdst



Gstrn gingn w n stkkie ftsen. Zo rchting Alphn n d Rn. Dr zgn w Bb d Jong vrbij kmn. Drna rchting d Myen. Moi gbied. Drna bgn ht stds hrdr t wain n fnshten we met 53,5 pr ur ovr d dk.

Wat ik maar bedoel te zeggen, als het heel hard gaat, dan mis je nog wel eens wat. Gisteren was zo’n dag. Lentini miste uiteindelijk de adem om nog te praten (en dat wil wat zeggen). En weer anderen misten het overzicht om die mooie bochten eens lekker aan te snijden, want het was vrouwen en kinderen eerst. Er zijn er die de lullepot onderweg missen. Kortom, hard fietsen is leuk, maar het is net als met een ijsje: iedere keer zo’n traktatie gaat ook vervelen.

Het hoorbare gemor in het peloton verdient daarom een luisterend oor. Volgende keer doen we ook iets aan het uitzicht en het sociale gehalte van de sport en misschien ook nog wel een kopje koffie met een koekje.

Tot volgende week!

maandag 9 mei 2011

John Sache-Reijnders

St. Jean spreekt tot u:

Op een andere plek op het wereld wijde web staat deze renner al als bovenstaand aangeduid. Om te voorkomen dat het lijkt alsof hiermee een verwijzing naar een overheerlijke Sacher-Torte wordt bedoeld, lijkt het mij juist hier te vermelden dat we het daarentegen hebben over een verwijzing naar de aard van de renner: hij wil nog wel eens chagrijnig (ABN) of sacherijnig (volkstaal) zijn.

Op de momenten waarop zijn bijnaam van toepassing is, heeft hij – behalve zijn dan donkerbruine tot gitzwarte blik - dan ook helemaal niets van een heerlijk chocoladetaartje maar is het meer zoals het woordenboek omschrijft:

"Zich steeds gedragend als iemand, die iets heeft wat hem hindert, te weten eene klagende, afgunstige, soms tergende onvriendelijkheid aan den dag leggend (...)."

Het bijzondere is dat hetgene hem hindert na grondige analyse altijd de renner zelf blijkt te zijn. Ook al reageert hij het af op zijn omgeving, het is in feite vooral zijn eigen onvermogen dat hem in de weg zit. Het gevloek begint als hij niet kan aanpikken, de bocht mist, pijn heeft of andere mentale dan wel fysieke tekortkomingen opspelen. Hij gromt, knort, spuugt en vervloekt de wereld maar bedoelt zichzelf.

Dat hij vooral zelf het onderwerp van gesprek is, blijkt als hij op afstand alleen rijdt. Ook dan gaat het ongenoegen onverminderd door. Met regelmaat zelfs met het schuim op de bek.

Ons Johnnie is kortom een oermens.

Daar is overigens niks mis mee. Maar zoals onze voorouders dankzij de ontwikkeling van hun brein nieuwe stappen in de evolutie wisten te zetten, zou het voor John goed zijn als hij zijn eigen kleine evolutiestapje weet te maken. Het erkennen dat iedere renner – en hij dus ook – wel ergens in de koers een dipje heeft, zal zijn mentale weerbaarheid waarschijnlijk vergroten. Op dat moment wordt het oppassen voor die oerkrachten die voortaan alleen nog maar in zijn dijen tot uiting komen.


PS. De aerodynamica van deze renner verdient overigens nog speciale aandacht. Met de wind schuin van linksvoor, is John de ideale waaierrijder. Blijf rechts achter hem en je wordt vanzelf meegezogen. De wind van rechtsvoor daarentegen is het moment om te demarreren. John hapt dan wind als een kiepauto met de bak omhoog (of was het nou precies andersom?).


vrijdag 6 mei 2011

Potverkaatje

Ga je op een nietsvermoedende vrijdagmiddag een stukkie rijden en dan heb je opeens een rondje Haarlemmermeer gedaan in gemiddeld 32,5 km/uur. En dat dan nagenoeg solo. Lekker, maar ook best pittig.

woensdag 27 april 2011

Feestje met Annette


Die onbekende man tussen ons in is natuurlijk puur lijfsbehoud. Of dat voor Annette of mij geldt, laten we even in het midden. Verder was het gezellig.

donderdag 21 april 2011

En als ik dan geluk heb...

Dat de hobby van onze rijders ook hun partners niet onberoerd laat, hebben we op dit blog al eerder kunnen lezen. Vandaag ontvingen we deze bijdrage van een liefhebbende vrouw voor haar fietsende man, op hun trouwdag.


Ik heb een man op wielen
Ik leef dus ik beweeg
’t is allemaal begonnen
Toen hij een racefiets kreeg

Met wielen ga je harder
Met wielen ben je snel
En hele gladde benen
Helpen wonderwel

Hij heeft ook klik-klakschoenen
En kousen tot zijn dij
Hij zet een muts en helmpje op
En zwaait nog eens naar mij

Ik heb een man op wielen
Elk weekend is hij blij
En als ik dan geluk heb
Rijdt hij me soms voorbij


woensdag 20 april 2011

Rijden met je piemel


Mijn vrouw zegt dat mannen rijden met hun piemel. En wel hierom: vanavond ging ik een fijn stukje fietsen. Rustig, zo was het plan, want nog een beetje dikke poten van het skeeleren gisteren en zaterdag doen we 160 kilometer in de Ronde van Noord-Holland, dus…

Ik reed ook rustig totdat langs de 5e baan in de verte een andere renner opdoemde. Zou het me lukken die voor het einde van de baan te pakken te krijgen? Dat bleek appeltje-eitje. Net voorbij de helft was de buit binnen.

Daarmee zat mijn tempo duidelijk al een stukje hoger dan rustig. Het oorspronkelijke plan was om dan rechtstreeks naar de Lijnden te rijden. Nou ja, eigenlijk was ik überhaupt niet van plan die kant op te gaan, maar ja, als je toch eenmaal rijdt, kun je net zo goed even doorrijden.

De Lijnden dus. Niet. Want dan toch maar door naar de ringvaart en dan via Zwanenburg alsnog naar de Lijnden. En terwijl ik net de ringvaart opdraai zie ik voor me eerst een, dan nog een en dan drie rijders. Of eigenlijk: doelwitten.
In je hoofd werkt dat dan van “eerst naar die eerste, dan de tweede als springplank naar die andere drie”. Rijden maar.

Nummer een ging er al vrij snel aan. Dat motiveert om te versnellen richting nummer twee. En ook die was makkelijk. Maar ondertussen waren die andere drie toch duidelijk een stukje uitgelopen. Kortom, tijd voor de grote plaat en wat extra kracht. En weer een doel: zou het lukken ze voor het stoplicht bij Zwanenburg te pakken? Dat lukte op 30 meter na.

Even uithijgen achter… kijk nou: damesbillen! Twee paar. En daarvoor een sterke heer. Als lezer kun je natuurlijk nu even denken ‘daar ga je met je piemelrijden’, maar let op. De heer voorop was duidelijk de leider. Bij tegemoetkomende auto’s die keurig op hun eigen helft reden, riep hij toch hard ‘Auto tegen!’. En bij op de stoep geparkeerde auto’s ging hij toch hard wapperen met zijn arm. Pas op, kijk uit. En de dames volgden.

Totdat ik besloot dat ik er eigenlijk wel langs wilde. Tandje bij en hopla er voorbij. Binnen 5 seconden kwam de heer (gekleed in versleten Rabobank tenue) er voorbij. Ik maakte ruimte voor de dames, maar die volgden niet langer. Hun ‘heer’ liet ze simpelweg in de steek.

Weer een stukje later. Ik doe een fijne aflossing met een klein beetje extra. En opnieuw, binnen 5 seconden kwam onze Rabo-topper er weer langs. Ook met een beetje extra. Zo ging het met een gangetje van 43km (wind van opzij) richting de Lijnden. Ondertussen werd er geen woord en geen blik gewisseld.

En dat heet volgens mijn vrouw dus rijden met je piemel. Begrijp jij dat nou?

maandag 18 april 2011

Ik weet het nog niet

Ze zeggen dat je als echte rijder niet zonder kan. Dus eigenlijk zonder moet. Dat je de sport niet serieus neemt als je het niet doet. Je moet jezelf soigneren en dan hoort dat er gewoon helemaal bij. Het is een stuk handiger zonder. Zeggen ze. Het gaat een stuk soepeler zo. Zeggen ze. Het gaat ook sneller. Zeggen ze.

Maar ik weet het nog niet.

Is het niet eigenlijk een aantasting van je mannelijkheid? Remember Samson. Al zijn er die zeggen dat je er g**l van wordt. Waarbij ik me dan weer afvraag wie daar dan g**l van wordt. Dat kan dus ook de verkeerde kant op gaan.
Is het niet eigenlijk een grote vorm van ijdeltuiterij? Ik bedoel, we zijn geen professionals. Waarom zou je je dan gedragen als een?
En dan nog van die praktische vragen. Wanneer dan? Hoe vaak dan? Tot waar dan? Voor je het weet is het einde zoek.

Kortom, ik twijfel nog.


vrijdag 8 april 2011

Daarom dus

Als je je nou afvraagt waarom sommige leden van het peloton het af en toe laten afweten... Bijgaande ingezonden mededeling bereikte mij via een licht verontwaardigde echtgenote. Als rijders begrijpen wij natuurlijk weinig van deze verontwaardiging en kunnen we hooguit sympathie vertonen voor onze lotgenoten. Maar dat maakt de columnist zelf ook al duidelijk.

Click and enjoy.

vrijdag 18 maart 2011

Joop spreekt


Morgen doen we de Joop. Een bescheiden 75 kilometer met het startschot en een start van onze eeuwige tweede zelf.

Vorig jaar deden we Joop ook. Vooraf zat hij al in de kantine. En je kon hem zomaar aanraken. "Goh, wat leuk dat u er bent! Ik kan deze kans natuurlijk niet voorbij laten gaan om u even de hand te schudden... Bedankt alvast voor een mooie dag!" zei ik enthousiast. "Nah, zulk lekker weer is het anders niet." was het antwoord.

Joop is niet zo'n prater.

Na de koers zat ik met Joop - oh toeval - in de kleedkamer. Met een of andere franzoos (die - naar ik vandaag leerde - zijn zoon is). Toch maar weer een poging gewaagd om het gesprek op gang te krijgen. "Lekker gefietst?!" "Mwao, woh, ja, nah, joh." Dat klonk niet zo bemoedigend en wellicht zag Joop het aan mijn gezicht dat ik het eigenlijk al wilde opgeven. En toen begon hij. Of ik vaker had meegedaan. Dat hij ieder jaar meedeed. En dat-ie het wel geinig vond.

Bij elkaar moeten het toch een zin of drie, vier geweest zijn. Ik en Joop.

Tot morgen Joop!

donderdag 10 maart 2011

Gekke droom

De laatste paar nachten schrik ik telkens wakker van dezelfde nachtmerrie: we rijden en groupe en volle bak, maar worden ingehaald door een steeds groter wordend peloton met smalend lachend negertjes.

En als ze langsrijden en in de verte verdwijnen, is het net of je ze dingen hoort roepen als ‘het wordt niks!’ of ‘stop er nou toch mee!’. Vervolgens zet ik dan aan om ze bij te halen, maar dat leidt tot niks meer dan een paar stevige trappen in de rug van moeders de vrouw.

Kortom, ik zit al een paar nachten rond de klok van drie beneden op de bank, kijkend naar treurige naakte wijven die met me willen bellen. Dat schiet ook niet op.

De motivatie is daarom een beetje laag. Bloggen gebeurt weinig. Net als fietsen. Chips eten en wijn drinken des te meer. Met ondertussen Mie Ketelkamp galmend in mijn hoofd ‘waarheen leidt de weg die wij moeten gaan’.

Maar toen ik vanochtend op de weegschaal stond was ik dan toch weer afgevallen op weg naar een goddelijk gewicht. Is het het verlies van angstzweet in die doorwaakte nachten of een teken van boven? Het komt goed!

maandag 28 februari 2011

Hergroepering


Al eerder is er op dit blog geschreven over de organische kanten van het peloton. Hoe het zich kan rekken en strekken. Kan breken en verbrokkelen. Welnu, als ware het een regenworm, het is tijd dat dit peloton na een winter van gedoe en gedoetjes, zijn ware vorm weer gaat tonen.

Weg met die eenlingen op de fiets. Weg met die uitstapjes naar andere sporten. Sowieso weg met uitstapjes. Fietsen zullen jullie, krengen!

Het klinkt wellicht wat streng, maar het is natuurlijk niet meer dan de (niet meer) stille wens tot een hergroepering.

Renners der Rijlaarsdam verenigt u!

NB. Pasgeboren vaders en mannen in de lappenmand kunnen op clementie rekenen. Voor hen prevelen wij zachtjes tijdens het zwoegen: dat u maar snel weer fietsen mag...

vrijdag 25 februari 2011

Nagekomen bericht




Ons bereikte het bericht dat de Koersdirectie het parkoers van de hoogstestage in de Ardennen afgelopen zondag drastisch heeft ingekort vanwege sneeuwval en de risico's die dit met zich mee bracht voor de fysieke en economische belangen van de rijders. Alsnog is een pittige inspanning geleverd in de omgeving van Spa en dan met name de Col du Rosier.

Naar verluidt heeft renner P later in de week de top van de Stockeu weten te bereiken en een kusje gegeven op het bronzen gelaat van Eddy Merckx aldaar.

zaterdag 19 februari 2011

Hoogtestage


Een goed renner traint al maanden, zoniet een jaar van tevoren op het klimwerk dat hij later tijdens belangrijke rondes moet verstouwen. Nou valt dat voor laaglanders als onszelf niet mee. 11x de Spottershill op, daar ga je het echt niet mee redden. En zelfs het Kopje van Bloemendaal is na ruim een minuut klimmen toch echt al weer zo vlak als een pannekoek.

Gelukkig hebben we daar dan 'de Ardennen'. Niet lang, maar wel venijnig. Wie herinnert zich niet de stervensscenes die ons aller Buffel via video tot ons liet komen? Het was alleen aan zijn felgele regenjasje te danken dat hij niet ook letterlijk ontplofte op de top van de Redoute (20% plus).

Morgen gaat het daarom gebeuren. Een fijn proeverijtje van kleine colletjes. Ongetwijfeld straks ook met mooi beeldverslag. Fotograaf Rene Paul is er immers ook.

dinsdag 15 februari 2011

11x

(Zeg hardop)

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Spottershill

Wat krijg je dan? Juist! Spuug op de bek!

zaterdag 12 februari 2011

De …euh, tja

St. Jean spreekt tot u:

Dat dit peloton een opmerkelijke combinatie van persoonlijkheden is, was al langer bekend. Maar deze renner verenigt die eigenschap in zichzelf. Een psychiater zou het wellicht Multipele PersoonlijkheidsStoornis noemen. Ik hou het even bij ‘hmm’.

Feit is dat hij de ene dag door het leven gaat als Paul, met enige regelmaat Rene Paul heet - hetgeen waarschijnlijk een flirt met zijn narcistische kant is - en hij, zodra hij een fiets ruikt, verandert in Roger. Het gaat zover dat hij zelfs post (in de bus en in de box) laat versturen onder zijn aliassen. En alsof dat niet genoeg is, wil hij zich ook nog wel eens laten aanspreken met ploegleider of sponsor.

Deze renner is een peloton in zijn eentje, hetgeen onder andere af te meten is aan het aantal fietsen, volgauto’s en motoren dat hij tot zijn beschikking heeft. En dat dan allemaal in de ploegkleuren.

Het is ook te merken in zijn rijden. Net zo makkelijk dicteert hij het tempo op kop of weet hij dat dusdanig op te schroeven dat het achter hem kraakt. Om vervolgens naar achter te zakken en zich kilometers lang niet meer te laten zien of zelfs gelost te worden. Maar zeker weten doe je dat niet: het kan net zo goed schijn zijn. En is hij nou gemaakt voor het vlakke of het steile? Ook dat blijft een mysterie. Dagelijkse trainingen in de polder worden onderbroken voor hoogtestages.

Met zo veel persoonlijkheden heb je het maar druk. Slapen is aan hem niet besteed. Hij sms-t rustig om 00.30 als man 1 en mailt om 05.30 als man 2.

Al met al zijn ze niet verontrustend. Het is soms zelfs erg makkelijk. Je kunt er voor 99% zekerheid vanuit gaan dat een van hen aan de start staat. Maar wie? Het is meer het onvoorspelbare, dat van deze renner(s) een geduchte tegenstander maakt.

vrijdag 4 februari 2011

Beste Ploegleider,

ik ging vanochtend trainen, want dat moest van u. En zondag kan ik niet, want dan ben ik naar de Efteling. Ik ging met uw pak aan, want dat is goede reclame. Het woei erg hard. Die leuke, blonde mevrouw van het journaal zei dat het ging stormen. Dat denk ik wel vaker als ik haar zie. Ik ging maar fietsen. Toen zag ik uw vrouw en uw hond. En die heet ook Storm! Dus!


Ik ging naar Noordwijk. Dat was best zwaar tegen de wind in. Ik was alleen, dus ik moest ook telkens op kop rijden. Toen ging ik naar Zandvoort. Dat was fijn, maar ook wel een beetje koud. En het zand woei over de straten.


Ik had ook nog een bloedneus.


Daarna ging ik naar Bloemendaal. Ik ging over het Kopje van Bloemendaal heen. En weer. Gelukkig was ik op mijn fiets met die dikke banden. Er lagen zoveel takken. Voor je het weet krijg je een lekke. En omdat ik nog steeds alleen was, moest ik ook weer op kop rijden tegen de wind in naar huis. Ik was best moe en had 170 minuten gefietst.


Ik hoop dat ik het goed gedaan heb.


Groetjes.


PS. Deze is voor u >>>

woensdag 2 februari 2011

20 weken


Bericht van de ploegleider: nog 20 weken tot Frankrijk. Er moet getraind worden.

Maar is dat ook zo?

20 weken is 5 maanden. Tijd zat. 20 weken is ongeveer de tijd die een geit nodig heeft om een geitje te baren en dan raffelt-ie de laatste weken een beetje af (ja, je leert hier nog eens wat). En hoeveel werk hebben die geit en bok nou eigenlijk nodig voor zo'n klusje?

Op www.wielersportinfo.nl staan trainingsschema's voor gevorderde fietsers voor verschillende afstanden. Al die schema's gaan uit van 20 weken. Het trainingsschema voor het lopen van een marathon gaat uit van 18 weken voorbereiding. Maar dan moet je basisconditie al behoorlijk in orde zijn. Oeps.

20 weken is lang of kort, afhankelijk van wat je wil doen.

De klim van de Ventoux is zo'n 22 kilometer. Dat is niet veel. Maar voor de gemiddelde goden onder ons is dat toch ruim 2 uur behoorlijk in het rood rijden. En dat doe je niet zomaar. De ploegleider heeft gelijk.

maandag 31 januari 2011

N.O. K.O.?!


Wind tegen is een hufter. Zeker in deze tijden wil het nogal eens een strakke Noord-Ooster zijn, die zomaar met kracht 5 of 6 in je donder blaast. En dat is niet fijn bij deze temperaturen. Het vreet en ontmoedigt. Alsof er een goedgemutste huisvrouw op een moederfiets met voorop een blozende baby, achterop een dikke peuter en goed gevulde fietstassen lekker aan je zadel gaat hangen.

Maar, ... de hufter valt te bevechten en is Knock Out te krijgen.

Het gevecht is er een van mentale volharding en fysiek vermogen. Als die Noord-Ooster bij het draaien van de bocht zich opeens aandient en de eerste stoot uitdeelt, is het een kwestie van direct pareren. Vol beuken. En als je denkt dat het zwaar wordt, ga je nog een keer voor een serie stoten. Links, rechts. Links, rechts. Hoek, hoek, hoek, hoek.

Dan komt er een moment dat je denkt "dit wordt niks". Maar juist dan, moet je opnieuw gaan. Diep graven voor je tweede of misschien wel derde adem en uithalen. Links, rechts. Hoek, hoek. En dan hoor je 'm zachtjes kreunen. De hufter.

Dat is het moment van euforie. "Zie je wel, ik kan 'm hebben. Ik ben er doorheen." En echt, je fietst opeens veel lichter en makkelijker. Met een brede grijns op je gezicht. "Gewonnen!".

Langer dan een kilometer of drie moet dit gevecht overigens niet duren, want dan ga je kapot en is die grijns waarschijnlijk een vorm van zuurstofgebrek. Maar wel gewoon blijven doen! Daar wordt je een betere vechter van.